De oud-voetballer van De Graafschap, die voor elke thuiswedstrijd nog altijd de sponsors op De Vijverberg toespreekt en vaste De Graafschap-analist is op de radio bij REGIO8, bezorgt drie dagen in de week de post. De geboren Winterswijker, die op 3 januari zeventig kaarsjes uitblaast, staat nog midden in het leven. Het wegbrengen van de post houdt hem fit en hij geniet van het werk. “Ja, het is nu drukker tijdens de feestdagen, maar dat is niet erg. Er wordt goed voor ons gezorgd, zo dragen we goede pakken tegen de kou en de regen.”
'Het dépóó'
Hij wacht bij ‘het depot’ op de post, die hij en collega Mieke gaan rondbrengen. “Ja, dit is het dépóó”, zegt Schreur lachend over de lege garagebox, waar de postzakken neer worden gezet. Hij krijgt de helft mee voor de eerste ronde, daarna haalt hij de rest op voor tweede. Achterop de fiets heeft hij een plastic box waarin hij de pakketjes stopt die door de brievenbus kunnen.
Wordt hij dezer dagen tijdens zijn rondes nog aangesproken op de tegenvallende prestaties van De Graafschap? “Ja, dat gebeurt wel. Of ze maken zo’n wegwerpgebaar”, vertelt Schreur, die ook niet al te optimistisch is. “Het gat naar boven is wel erg groot geworden, dat dicht je niet zomaar.”
Wisselvalligheid
De linksback van weleer – “ze beginnen over de successen van vroeger die nu niet zomaar geëvenaard worden...” – relativeert de opmerkingen met een knipoog. Hij heeft ook wel een verklaring voor de wisselvalligheid van de Superboeren. “Het is een jong elftal, dan gaat het op en neer.”
Maar is De Graafschap wel rijp voor een stap hogerop? “Maar welke andere club is dat wel? Je moet zien te promoveren, dan krijg je iets van 7 miljoen aan tv-gelden en dan kun je wat doen. Al ben ik geen voorstander van dat huren, bouw dan op eigen jeugd. Zoals nu eigenlijk al gebeurt.”
Kerk
Dan heeft hij de tassen op de fiets ingepakt en is hij klaar om te beginnen met het rondbrengen van de enveloppen en de kerstkaarten. “Ik moet nu gaan”, zegt een lachende Schreur. “Anders ben ik niet voor 19 uur thuis, want dan moet ik naar de kerk.”